Repertorium Hulthem

De viere heren wenschen ·Cxiiij·

Hulthem-Nr: 
114  (f. 99rb,37-100rb,41)
Opschrift: 
De viere heren wenschen ·Cxiiij·
Incipit: 
Het saten here viere In eenre salen wijt
Explicit: 
Nv mach elc vroet man merken Wie tfroemste herte heeft
Afrondingsformule: 
nota ·C·lxxvj· verse
Weergave inhoud: 
Vier machtige heren: Hagen, Gontier, Geernot en Rudegeer zaten bij elkaar en vertelden elk op hun beurt hoe zij hun ideale leven zagen, om uit te maken wie van hen de edelste inborst had. Koning Gontier wenste zich een leven vol plezier, met jagen en vissen, mooie vrouwen, dansen, eten en drinken in overvloed. Geernot wilde geen kwaad horen of spreken, eervolle toernooien winnen, door rijke steden trekken en mooie vrouwen ontmoeten. Rudegeer verlangde een hemels mooie glazen zaal midden in een prachtig bos, met een ivoren troon, de twee allerschoonste vrouwen aan zijn zijde als 'speelkameraad' en veel rijkdom om naar hartelust uit te delen. Hagen wenste Mimminc (wonderzwaard) en Scimminc (wonderpaard) te bezitten en, nadat hij zijn stad van een belegering had verlost, door alle jonkvrouwen om zijn moed te worden geprezen en verwend. Nu kan elk verstandig mens nagaan wie van hen het edelste hart bezit.
Namen: 
Geernot Gontier Hagen Mimminc (wonderzwaard) Rudegeer Scimminc (wonderpaard)
Auteurs: 
Boudewijn van der Luere?
Boudewijn van der Luere?
Datering: onbekend
Nrs. 76, 84 en 114 toegeschreven door Blommaert aan Boudewijn van der Luere. Betwijfeld, zie secundaire literatuur bij Boudewijn van der Luere.
Secundaire literatuur
Ph. Blommaert (ed.), Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen. Gent (Hebbelynck) 1838-1851. 3 dln.: dl. 2 p. 101
Tekstsoort: 
Wensdicht (Kuiper 1992), minnevragen (Van der Poel 1992), minneraadsel (Hogenelst 1997).
Vorm: 
rijm: abcb
Lengte: 
177 vss.
Aanvullende informatie: 
Initiaal-H 2 regels hoog, lombarden (1 regel hoog) op onregelmatige plaatsen. ─ Vss. 39/40 gelijkluidend. Vertaling/bewerking van 13e eeuwse mhd. bron(nen): Vander Bere Wisselauwe / Nibelungennot, Biterolf und Dioetleib en/of de Rosengarten? (zie sec. lit.). ─ Aantal vss. volgens afrondingsformule: 176 (gelijkluidende vss. 39/40 als 1 vs. geteld). Lombarden vss. 9, 13, 29, 37, 65, 89 en 141: structurering o.a. per heer. Onzuiver rijm: vss. 6/8, 10/12, 14/16, 30/32, 38/40, 66/68, 82/84, 101/103, 134/136 en 146/148; gelijk rijm vss. 1/3, 150/152 (verzentelling volgens Blommaert 1838-1851, dl. 2 p. 114-116).
Petit-Nommer(s): 
679a; 1134
Edities: 
Blommaert 1838-1851 , dl. 2 p. 103-104 (bewerking)
Blommaert 1838-1851 Ph. Blommaert (ed.), Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen. Gent (Hebbelynck) 1838-1851. 3 dln.
Blommaert 1838-1851 , dl. 2 p. 114-116
Blommaert 1838-1851 Ph. Blommaert (ed.), Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen. Gent (Hebbelynck) 1838-1851. 3 dln.
Brinkman/Schenkel 1999 , band 1 p. 555-559
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Heremans 1858-1864 , dl. 2 p. 13-14
Heremans 1858-1864 J.F.J. Heremans, Nederduitsche dichterhalle. Bloemlezing uit Nederlandsche dichters van de vroegste tijden onzer letterkunde tot op deze dagen, volgens dichtvakken en ouderdom gerangschikt. 2 dln. Gent (Hebbelynck) 1858-1864. Willemsfonds 32.
Mone 1830 , p. 148-155
Mone 1830 F.J. Mone, Quellen und Forschungen zur Geschichte der teutschen Literatur und Sprache. Aachen (Mayer) 1830. Dl. 1 [niet verder verschenen].
Peeters 1987 , p. 181-183
Peeters 1987 J. Peeters, 'De achtergrond van De viere heren wenschen. Duitse heldenepiek in de Nederlanden'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 103 (1987), p. 165-184.
Visscher 1835 , p. 348-355
Visscher 1835 L.G. Visscher, Bijdragen tot de oude letteren der Nederlanden.
Secundaire literatuur: 
Blommaert 1838-1851 , dl. 2 p. 102-104
Blommaert 1838-1851 Ph. Blommaert (ed.), Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen. Gent (Hebbelynck) 1838-1851. 3 dln.
Blommaert 1861 , p. 23
Blommaert 1861 Ph. Blommaert, De Nederduitsche schrijvers van Gent. Gent (Van Doosselaere) 1861.
De Bree 1992 , p. 60
De Bree 1992 F. de Bree, 'De ghelasen sale'. In: H. van Dijk e.a. (red.), Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem. Zeventien teksten uit Hs. Brussel, K.B. 15.589-623 uitgegeven en ingeleid door neerlandici, verbonden aan tien universiteiten in Nederland en België. Hilversum (Verloren) 1992, p. 57-69. Middeleeuwse studies en bronnen 33.
Faes 1973-1974A
Faes 1973-1974A L.E.O. Faes, 'De vier heren wenschen en de Nibelungennot'. In Spektator 3 (1973-1974), p. 4-11.
Frantzen 1889 , p. 49-51
Frantzen 1889 J.J.A.A. Frantzen, [Recensie van] 'C.G. Kaakebeen, De invloed der Duitsche letteren op de Nederlandsche'. In: De gids 53 (1889), dl. 1 p. 29-79.
Green 1990
Green 1990 R.F. Green, 'Le roi qui ne ment and aristocratic courtship'. In: K. Busby & E. Kooper (eds.), Courtly literature: culture and context. Selected papers from the 5th Triennial Congress of the International Courtly Literature Society, Dalfsen, The Netherlands, 9-16 August 1986. Utrecht publications in general and comparitive literature, vol. 25. Amsterdam etc. (Benjamins) 1990, p. 211-225.
Hegman 1966
Hegman 1966 W.E. Hegman, 'Het conincspel in de Middelnederlandse letterkunde'. In: Handelingen van de Zuidnederlandse 20 (1966), p. 183-228.
Hoffmann von Fallersleben 1830-1857 , dl. 1 p. 44
Hoffmann von Fallersleben 1830-1857 H. Hoffmann von Fallersleben, Horae Belgicae. Studio atque opera Henrici Hoffmann Fallerslebensis. Vratislaviae etc. (Aderholz etc.) 1830-1857. 12 dln in 3 bdn. [Fotomech. herdruk Amsterdam (Rodopi) 1968].
Hogenelst 1997 , dl. 2 p. 72-73 (88)
Hogenelst 1997 D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Jonckbloet 1851-1855 , dl. 2 p. 300-302
Jonckbloet 1851-1855 W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.
Jonckbloet 1851-1855 , dl. 3 p. 313
Jonckbloet 1851-1855 W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.
Jonckbloet 1888-1892 , dl. 1 p. 166
Jonckbloet 1888-1892 W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. 4e dr., herz. en tot den tegenwoordigen tijd bijgewerkt door C. Honigh. Groningen (Wolters) 1888-1892. 6 dln.
Kaakebeen 1887 , p. 2-24
Kaakebeen 1887 C.G. Kaakebeen, De invloed der Duitsche letteren op de Nederlandsche. Culemborg (Blom & Olivierse) 1887.
Klein 1911
Klein 1911 A. Klein, Altfranzösischen Minnefragen. Marburg a.L. (s.n.) 1911. Marburger Beiträge zur romanischen Philologie. Heft 1. Erster Teil: Ausgabe der Texte und Geschichte der Gattung.
Kuiper 1992 , p. 23-24
Kuiper 1992 W. Kuiper, H. Pley, R. Resoort, 'Bouden van der Lore: Achte personen wenschen'. In: H. van Dijk e.a. (red.), Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem. Zeventien teksten uit Hs. Brussel, K.B. 15.589-623 uitgegeven en ingeleid door neerlandici, verbonden aan tien universiteiten in Nederland en België. Hilversum (Verloren) 1992, p. 23-31. Middeleeuwse studies en bronnen 33.
Lenssen 1979 , (scriptie)
Lenssen 1979 L. Lenssen, Het koningsspel in de Middelnederlandse letterkunde. (Ongepubl. doctoraalscriptie Utrecht 1979, te raadplegen in de Universiteitsbibliotheek Utrecht, LB NED SCR-L-205).
Van Mierlo 1949 , dl. 1 p. 389
Van Mierlo 1949 J. van Mierlo, De letterkunde van de Middeleeuwen. 2e, herz. en verm. dr. 's-Hertogenbosch etc. (Malmberg etc.) 1949. Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Onder redactie van F. Baur, W.J.M.A. Asselbergs, J. van Mierlo e.a. Dl. 1 en 2.
Mone 1830 , p. 145-148
Mone 1830 F.J. Mone, Quellen und Forschungen zur Geschichte der teutschen Literatur und Sprache. Aachen (Mayer) 1830. Dl. 1 [niet verder verschenen].
Peeters 1987 , p. 165-181
Peeters 1987 J. Peeters, 'De achtergrond van De viere heren wenschen. Duitse heldenepiek in de Nederlanden'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 103 (1987), p. 165-184.
Peters 1972
Peters 1972 U. Peters, 'Cours d'amour ─ Minnehof. Ein Beitrag zum Verhältnis der französischen und deutschen Minnedichtung zu den Unterhaltungsformen ihres Publikums'. In: Zeitschrift für deutsches Altertum 101 (1972), p. 117-133.
Van der Poel 1992 , p. 214
Van der Poel 1992 D.E. van der Poel, 'Minnevragen in de Middelnederlandse letterkunde'. In: F. Willaert e.a., Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam (Prometheus) 1992, p. 207-218 en 396-391. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 7.
Reynaert 1980-1981 , p. 109
Reynaert 1980-1981 J. Reynaert, 'Boudewijn van der Luere en zijn Maghet van Ghend'. In: Jaarboek "De Fonteine" 31 (1980-1981), p. 109-130.
Salmon 1965 , p. 134-136
Salmon 1965 P.B. Salmon, 'The Nibelungenlied in mediaeval Dutch'. In: Mediaeval German studies presented to Frederick Norman [...]. London (Institute of German Studies) 1965, p. 124-137.
Schröder 1932 , p. 30-38
Schröder 1932 P.H. Schröder, Parodieën in de Nederlandse letterkunde. Haarlem (Tjeenk Willink) 1932. Diss. Amsterdam (GU).
Serrure 1835B
Serrure 1835B C.P. Serrure, 'Bruchstück eines Niederländischen Liedes der Nibelungen'. In: Anzeiger für Kunde der teutschen Vorzeit 4 (1835), kol. 191-193.
Serrure 1872 , p. 381-383
Serrure 1872 C.P. Serrure, Letterkundige geschiedenis van Vlaanderen. Eerste deel: Nederlandsche en Fransche letterkunde tijdens XII, XIII en XIVde eeuwen. Gent (De Busscher) 1872.
Snellaert 1838 , p. 34
Snellaert 1838 F.A. Snellaert, Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot de dood van Albert en Isabella. Brussel (Hayez) 1838.
Stecher 1887 , p. 135
Stecher 1887 J. Stecher, Histoire de la littérature Néerlandaise en Belgique. Bruxelles (Lebègue) s.a. [1887].
Verkaart , (scriptie)
Verkaart P. Verkaart, Het koningsspel in de Middelnederlandse literatuur. (Ongepubl. doctoraalscriptie, te raadplegen bij de Universiteit van Amsterdam, Documentatiecentrum Nederlandse Letterkunde, nr. 1458).
Willems 1925B , p. 240-242
Willems 1925B L. Willems, 'Het fragment Vander Bere Wisselauwe en de toespelingen op het gedicht'. In: Versl. & meded. van de Kon. Vl. Acad. voor taal- en letterkunde 1925, p. 239-249.
Parallellen en varianten: