Repertorium Hulthem

Ene questie ·Cxlj·

Hulthem-Nr: 
141  (f. 117vb,24-118ra,12)
Opschrift: 
Ene questie ·Cxlj·
Incipit: 
EEn man hebbe een wijf ende een scaep Herde gherne soudic bedieden
Explicit: 
Den lammekine of sinen wiue Hulpen dat si suuer bliue
Afrondingsformule: 
Nota ·xxv· verse
Weergave inhoud: 
Ik zou graag eens van deskundigen een oplossing hebben voor het volgende probleem. Een man heeft naast een mooi, eerbaar vrouwtje een lam dat hem dagelijks vier gulden opbrengt en hem gezelschap houdt bij zijn eerste maaltijd. Op zekere dag te Loeven in de Loe loopt het lam te grazen, de man zit in een hoge boom en zijn vrouw in de bosjes aan de voet daarvan. Stel nu dat het lam wordt bedreigd door een wolf en zijn eerbare vrouw wordt belaagd door een andere man. Wat zal de man doen: zijn lammetje het leven redden of zijn vrouw te hulp komen en haar eer redden?
Namen: 
Loe Loeven
Auteurs: 
Anoniem?
Anoniem?
Datering: onbekend
Toeschrijving van auteurschap onzeker of wordt betwijfeld. Dit is met name het geval voor de 49 teksteenheden die door Van Eeghem zijn toegeschreven aan Jan Dille (zie Jan Dille?).
Jan Dille?
Jan Dille?
Datering: onbekend
49 teksteenheden toegeschreven door Van Eeghem aan Jan Dille. Betwijfeld (en voor de abele spelen weerlegd) door Van Mierlo. - Nr. 68 toegeschreven door Jonckbloet aan Jan van Hollant en door Van Eeghem aan Jan Dille.
Secundaire literatuur
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.: dl. 3 passim, en p. 184 voor nr. 68.
J. van Mierlo, 'Is Jan Dille de dichter van onze abele spelen?'. In: Versl. & meded. van de Kon. Vl. Acad. voor taal- en letterkunde 1957, p. 65-83.
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.: dl. 3 p. 305
Tekstsoort: 
Minneraadsel (Hogenelst 1997), minnevraag (cours d'amour).
Vorm: 
rijm: aabb
Lengte: 
25 vss.
Aanvullende informatie: 
Initiaal-E 2 regels hoog. ─ Vs. 1 valt buiten het rijmschema; maakte wellicht deel uit van het opschrift, maar is in de verzentelling wel meegeteld. Onzuiver rijm: vss. 6/7 en 10/11.
Petit-Nommer(s): 
656
Edities: 
Brinkman/Schenkel 1999 , band 2 p. 647-648
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 179-181 (fragment)
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Negen teksten 1980 , p. 56-65
Negen teksten 1980 Negen teksten uit het handschrift-Van Hulthem. Eindverslagen van het werkcollege Middelnederlandse letterkunde voor tweedejaarsstudenten. Utrecht 1980 [Interne publ. De Vooys].
Serrure 1855 , p. 317
Serrure 1855 C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Secundaire literatuur: 
Van Anrooij 1991 , p. 191
Van Anrooij 1991 W. van Anrooij & A.M.J. van Buuren, ''sLevens felheid in één band: het handschrift-Van Hulthem'. In: H. Pleij e.a., Op belofte van profijt. Stadsliteratuur en burgermoraal in de Nederlandse letterkunde van de Middeleeuwen. Amsterdam (Prometheus) 1991, p. 184-199 en 385-391. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 4.
Axters 1943 , p. 69
Axters 1943 S. Axters, 'Over "quaestio disputata" en "quaestio de quodlibet" in de Middelnederlandsche literatuur'. In: Ons geestelijk erf 17 (1943), p. 31-70.
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 179-181
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Glier 1971 , p. 282 n. 227
Glier 1971 I. Glier, Artes amandi. Untersuchung zu Geschichte, Überlieferung und Typologie der deutschen Minnereden. München (Beck) 1971. Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters Bd. 34.
Hogenelst 1997 , dl. 2 p. 86 (110)
Hogenelst 1997 D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Peters 1972 , p. 124 n. 23
Peters 1972 U. Peters, 'Cours d'amour ─ Minnehof. Ein Beitrag zum Verhältnis der französischen und deutschen Minnedichtung zu den Unterhaltungsformen ihres Publikums'. In: Zeitschrift für deutsches Altertum 101 (1972), p. 117-133.
Van der Poel 1992 , p. 209
Van der Poel 1992 D.E. van der Poel, 'Minnevragen in de Middelnederlandse letterkunde'. In: F. Willaert e.a., Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam (Prometheus) 1992, p. 207-218 en 396-391. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 7.
Rheinheimer 1975 , p. 210-211
Rheinheimer 1975 M. Rheinheimer, Rheinische Minnereden. Untersuchungen und Edition. Göppingen (Kümmerle) 1975. Göppinger Arbeiten zur Germanistik 144.
Serrure 1855 , p. 302
Serrure 1855 C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Wildeman 1985 , (scriptie)
Wildeman 1985 J. Wildeman, Om te cortene den tijt. Onderzoekingen naar cour d'amour-traditie in enkele Middelnederlandse poëtische teksten. (Ongepubl. doctoraalscriptie Leiden 1985, te raadplegen bij de Vakgroep Nederlands R.U. Leiden, OA 93).
Parallellen en varianten: