Repertorium Hulthem

Hier verstaet van houesscher

Hulthem-Nr: 
79  (f. 69va,15-69vb,23)
Opschrift: 
Hier verstaet van houesscher nyaelder minnen ·lxxix·
Incipit: 
Daer lief tote lief hem verbint Ende lief ane lief trouwe vint
Explicit: 
Hi en sal niet daer na staen Daer wijflijc ere bi mach vergaen
Afrondingsformule: 
Nota Item ·xliiij· verse
Weergave inhoud: 
Waar geliefden elkaar met oprechte liefde beminnen, daar heerst vreugde. Zij brengen elkaar in een opgewekte stemming en hebben alles voor elkaar over. Als de man verdriet heeft, vrolijkt de keizerin van zijn hart hem op. Van liefde komt echter leed als ze door dom geklets of geroddel verloren gaat. Daar moeten geliefden zich voor hoeden. Ze moeten zich ook niet door hun liefde laten meeslepen, want daar komt narigheid van. Wie zijn liefde geheim houdt, zodat hij niet over de tong gaat, blijft gelukkig en eervol. Daarom raad ik mensen die van liefde zijn vervuld aan, om er niet over te praten. Menig man heeft door grootspraak zijn eer verloren en die van zijn geliefde in opspraak gebracht. Maar wie oprecht bemint, of hij nu heer is of knecht, die zal de vrouweneer niet in gevaar brengen.
Auteurs: 
Anoniem
Anoniem
Datering: onbekend
Over de auteurs van 119 teksteenheden en delen van nr. 108 en 148 is geen enkel gegeven bekend.
Tekstsoort: 
Minnerede (Brandis 1968 en Hogenelst 1997), (minne-)leerdicht.
Vorm: 
rijm: aabb
Lengte: 
44 vss.
Aanvullende informatie: 
Initiaal-D 2 regels hoog. ─ Herhaling van rijmwoordcombinatie vss. 3/4, 13/14 en 33/34.
Petit-Nommer(s): 
626
Edities: 
Brinkman/Schenkel 1999 , band 1 p. 417-419
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Serrure 1855 , p. 376-377
Serrure 1855 C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Secundaire literatuur: 
Brandis 1968 , p. 117 (306)
Brandis 1968 T. Brandis, Mittelhochdeutsche, mittelniederdeutsche und mittelniederländische Minnereden. München (Beck) 1968. Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters 25.
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 175
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Hogenelst 1997 , dl. 2 p. 60 (68), 209-210 (289)
Hogenelst 1997 D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Kalla 1909 , p. 29
Kalla 1909 A. Kalla, Über die Haager Liederhandschrift nr. 721. Praag (Bellmann) 1909. Prager deutsche Studien Heft 14.
Schludermann 1996
Schludermann 1996 B. Schludermann, A quantitative analysis of German/Dutch language mixture in the Berlin songs mgf 922, the Gruuthuse-songs, and the Hague ms 128 E 2. Göppingen (Kümmerle) 1996. 3 dln. Göppinger Arbeiten zur Germanistik 338.
Schnell 1985
Schnell 1985 R. Schnell, Causa amoris: Liebeskonzeption und Liebesdarstellung in den mittelalterlichen Literatur. Bern (Francke) 1985. Bibliotheca Germanica.
Zacher 1841 , p. 230, 242
Zacher 1841 J. Zacher, 'Handschriften im Haag'. In: Zeitschrift für deutsches Altertum 1 (1841), p. 209-269.
Parallellen en varianten: 
Vss. 1-44  's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 128 E 2  [1375 - 1425] , f. 3vb en f. 26vb (korte variant)
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 128 E 2
(olim 721, olim AA 64)
Post quem: 1375
Ante quem: 1425
Datering: ca. 1400
Overeenkomst met Hulthem-nr(s): 25,  48,  49,  50,  51,  78,  (2x) 79,  117,  121,  129,  154,  157
Zie: 
Kossmann 1940 , p. 16, 61
Kossmann 1940 E.F. Kossmann, Die Haager Liederhandschrift. Faksimile des Originals mit Einleitung und Transskription. Hrsg. von ─. 's-Gravenhage (Martinus Nijhoff) 1940.