Repertorium Hulthem

Een bispel van ·ij· clerken

Hulthem-Nr: 
133  (f. 113va,11?-114vb,28)
Opschrift: 
Een bispel van ·ij· clerken ene goede boerde
Opschrift: 
·Cxxxiij·
Incipit: 
MEn heeft ghehoert an ghedichte Sepllijcheit [sic] daer men bi lichte
Explicit: 
Selden hebbic oec verstaen Dat si gheuaderen bidden gaen
Afrondingsformule: 
Nota ·CC·xxxiiij· verse
Weergave inhoud: 
Ik hoorde eens een verhaal over twee klerken die in Parijs hun lesjes hadden geleerd en daar berooid van terugkeerden. Op zekere avond smeekten ze ergens om onderdak voor de nacht. Uit goedheid haalde de heer des huizes ze binnen en gaf ze te eten. Hij maakte een bed aan het voeteneind van het familiebed, waar ook nog een wieg naast stond. De ene klerk verleidde 's nachts de dochter van de man. De ander wachtte tot de man ging plassen en zette de wieg naast zijn eigen bed. Bij terugkomst zocht de man de wieg, ging ernaast in bed en viel in slaap. De klerk verleidde de slaperige vrouw. Die dacht met haar man van doen te hebben, maar ze verbaasde zich er wel over dat die op zijn leeftijd ineens zo potent was. Toen 's morgens alles uitkwam, kreeg de man van de beide klerken nog een flink pak slaag op de koop toe. Zo zie je, dat vermetele vrouwen en geschoren kruinen niet te vertrouwen zijn.
Namen: 
Parijs
Auteurs: 
Anoniem
Anoniem
Datering: onbekend
Over de auteurs van 119 teksteenheden en delen van nr. 108 en 148 is geen enkel gegeven bekend.
Tekstsoort: 
Bispel / boerde (volgens opschrift) / exempel (volgens vs. 222); komische versvertelling (Lodder 1995).
Vorm: 
rijm: aabb
Lengte: 
234 vss.
Aanvullende informatie: 
Initiaal-M 2 regels hoog, lombarden (1 regel hoog) op onregelmatige plaatsen. ─ Variant van een novelle uit Boccaccio's Decamerone (zesde vertelling negende dag), Chaucers The Reeve's tale en een Oudfranse fabliau. ─ Lombarden vss. 39, 95, 115, 131, 153 en 222: structurering per episode? Onzuiver rijm: vss. 79/80, 87/88, 115/116, 143/144, 173/174, 183/184, 187/188 en 191/192.
Petit-Nommer(s): 
711
Edities: 
Beidler 1992 , (Engelse vertaling)
Beidler 1992 P.G. Beidler, 'The reeve's tale and its Flemish analogue'. In: Chaucer review 26 (1992), p. 283-292.
Brinkman/Schenkel 1999 , band 2 p. 627-633
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Kruyskamp 1957 , p. 38-45
Kruyskamp 1957 C. Kruyskamp, De Middelnederlandse boerden. Voor het eerst verzameld en uitgegeven door ─. 's-Gravenhage (Nijhoff) 1957.
Verwijs 1860 , p. 11-18
Verwijs 1860 E. Verwijs, Dit sijn X goede boerden. Uitgegeven en toegelicht door ─. 's-Gravenhage etc. (Nijhoff) 1860.
Secundaire literatuur: 
Beidler 1989
Beidler 1989 P. Beidler & T. Decker, 'Lippijn: a Middle Dutch source for the Merchant's tale?'. In: Chaucer review 23 (1989), p. 236-250.
Beidler 1992
Beidler 1992 P.G. Beidler, 'The reeve's tale and its Flemish analogue'. In: Chaucer review 26 (1992), p. 283-292.
Benson 1971 , p. 79-201
Benson 1971 L.D. Benson & Th.M. Andersson (eds.), The literary context of Chaucer's fabliaux: texts and translations. Indianapolis etc. (Bobbs-Merill) 1971.
Boccaccio 1981
Boccaccio 1981 Giovanni Boccaccio, Decamerone. Uit het Italiaans vertaald door F. Denissen. Antwerpen etc. (Manteau) 1981.
Ten Brink 1897 , p. 205
Ten Brink 1897 J. ten Brink, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Amsterdam (Elsevier) 1897.
Dempster 1932 , p. 925, 937
Dempster 1932 G. Dempster, 'Some old dutch and flemish narratives and their relation to analogues in the Decameron'. In: Publications of the Modern Language Association of America 47 (1932), p. 923-948.
Enklaar 1935
Enklaar 1935 D.Th. Enklaar, 'Broeder Aernout, broeder Everaert en zuster Lutgaert'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 54 (1935), p. 129-182.
Enklaar 1975
Enklaar 1975 D.Th. Enklaar, Varende Luyden. Studiën over de middeleeuwse groepen van onmaatschappelijken in de Nederlanden. 3e dr. Arnhem (Gysbers & Van Loon) 1975.
Fischer 1983 , p. 510-511, 529-530
Fischer 1983 H. Fischer, Studien zur deutschen Märendichtung. 2., durchg. und erw. Aufl. besorgt von J. Janota. Tübingen (Niemeyer) 1983.
Hines 1993 , p. 239, 242, 246
Hines 1993 J. Hines, The fabliau in English. Londen etc. (Longman) 1993.
Hogenelst 1991 , p. 174-175
Hogenelst 1991 D. Hogenelst, 'Sproken in de stad: horen, zien en zwijgen'. In: H. Pleij e.a., Op belofte van profijt. Stadsliteratuur en burgermoraal in de Nederlandse letterkunde van de Middeleeuwen. Amsterdam (Prometheus) 1991, p. 166-183 en 379-385. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 4.
Hogenelst 1997 , dl. 2 p. 81-82 (102)
Hogenelst 1997 D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Kruyskamp 1957 , p. 122-123
Kruyskamp 1957 C. Kruyskamp, De Middelnederlandse boerden. Voor het eerst verzameld en uitgegeven door ─. 's-Gravenhage (Nijhoff) 1957.
Kully 1977-...
Kully 1977-... R.M. Kully, 'Studentenabenteuer'. In: W. Stammler, Die deutsche Literatur des Mittelalters: Verfasserlexikon. 2e, völlig neu bearb. Aufl. [...] Berlin etc. (De Gruyter) 1977-... . ... dln. Dl. 9, kol. 461-464.
Lee 1909 , p. 281-287
Lee 1909 A.C. Lee, The Decamaron: its sources and analogues. London (Nutt) 1909.
Leendertz 1901
Leendertz 1901 P. Leendertz Jr., 'X Goede Boerden'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 20 (1901), p. 19.
Lodder 1981 , (scriptie)
Lodder 1981 F.J. Lodder, Dits van den boerden. (Ongepubl. MO-scriptie Ridderkerk 1981, te raadplegen in de Universiteitsbibliotheek Utrecht, LB NED SCR-L-307).
Lodder 1982
Lodder 1982 F.J. Lodder, 'De moraal van de boerden'. In: De nieuwe taalgids 75 (1982), p. 39-49.
Lodder 1994 , p. 252, 257 en 427 n. 34
Lodder 1994 F.J. Lodder, '"Ik vind het gewoon lekker". Komische versvertellingen over seksuele moraal'. In: J. Reynaert e.a., Wat is wijsheid? Lekenethiek in de Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam (Prometheus) 1995, p. 246-258 en 425-429. Nederlandse cultuur en literatuur in de Middeleeuwen 9.
Lodder 1995 , p. 56-60, 69
Lodder 1995 F.J. Lodder, 'Een genre der boerden?' In: Queeste 2 (1995), p. 54-71.
Lodder 1997 , (passim)
Lodder 1997 F.J. Lodder, Lachen om list en lust. Studies over de Middelnederlandse komische versvertellingen. Leiden (Ridderhof) 1997. Diss. Leiden.
Van Moerkerken 1904 , p. 67
Van Moerkerken 1904 P.H. van Moerkerken, De satire in de Nederlandsche kunst der Middeleeuwen. Amsterdam (Van Looy) 1904. Diss. Utrecht.
Noomen 1983-... , dl. 4 p. 279-301, 424-430
Noomen 1983-... W. Noomen & N. van den Boogaard, Nouveau recueil complet des fabliaux. Publié par ─. Assen etc. (Van Gorcum) 1983-... . 10 dln.
Noomen 1993 , p. 1029
Noomen 1993 W. Noomen, 'Une réplique néerlandaise d'un fabliau français: le pescheor de Pont seur Saine et Dits van den vesscher van Parijs'. In: J.-C. Aubailly, E. Baumgartner, F. Dubost e.a. (éds.), Et c'est la fin pour quoy sommes ensemble. Hommage à Jean Dufournet. Littérature, histoire et langue du moyen âge. Parijs (Champion) 1993. 3 dln. Dl. 3, p. 1029-1044. Nouvelle bibliothèque du Moyen Age 25.
Schofield 1893
Schofield 1893 W.H. Schofield, 'The source and history of the seventh novel of the seventh day in the Decameron'. In: Harvard studies and notes in philology and literature 2 (1893), p. 185-212.
Van der Ven 1981 , (scriptie)
Van der Ven 1981 J.W.J. van der Ven, Elc sanc na der naturen sinne. Een onderzoek waarin twee ofr. fabliaux vergeleken worden met twee mnl. boerden. (Ongepubl. doctoraalscriptie, te raadplegen bij de V.U. Amsterdam, afd. Letterkunde).
Verwijs 1860 , p. X
Verwijs 1860 E. Verwijs, Dit sijn X goede boerden. Uitgegeven en toegelicht door ─. 's-Gravenhage etc. (Nijhoff) 1860.
Van Vloten 1870 , p. 146-147
Van Vloten 1870 J. van Vloten, 'Tekstcritiek III, op Tien goede boerden 3, vs. 185-192'. In: De taal- en letterbode 1 (1870), p. 146.
De Vries 1873 , p. 76-80
De Vries 1873 M. de Vries, 'Tekstcritiek'. In: De taal- en letterbode 4 (1873), p. 45-80.
Te Winkel 1887 , p. 459
Te Winkel 1887 J. te Winkel, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Haarlem (Bohn) 1887.
Te Winkel 1922-1927 , dl. 2 p. 83
Te Winkel 1922-1927 J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. 2e dr. Haarlem (Bohn) 1922-1927. 7 dln. [Ongew. herdr. Utrecht etc., 1973].
Worp 1897 , p. 389 n. 2
Worp 1897 J.A. Worp, 'Drama's en kluchten naar den Decamerone'. In: Noord en zuid 20 (1897), p. 385-401.
Ziegler 1988 , p. 17-22
Ziegler 1988 H.J. Ziegler, 'Boccaccio, Chaucer, Mären, Novellen: The tale of the cradle'. In: K. Grubmuller, L.P. Johnson, H. Steinhoff (Hrsg.), Kleine Erzählformen im Mittelalter. Paderborner Colloquium 1987. Paderborn etc. (Schöningh) 1988, p. 9-31.
Parallellen en varianten: 
-
Aanvullende informatie bij parallellen en Variant: 
Voor anderstalige varianten zie 
Ziegler 1988
Ziegler 1988 H.J. Ziegler, 'Boccaccio, Chaucer, Mären, Novellen: The tale of the cradle'. In: K. Grubmuller, L.P. Johnson, H. Steinhoff (Hrsg.), Kleine Erzählformen im Mittelalter. Paderborner Colloquium 1987. Paderborn etc. (Schöningh) 1988, p. 9-31.