Repertorium Hulthem

[Die buskenblaser] Hier begint die sotternie

Hulthem-Nr: 
205B  (f. 221rb,29-223rb,26)
Opschrift: 
[Die buskenblaser] Hier begint die sotternie
Incipit: 
Siet doch en benic niet hier Ic ben een wijt molder ende drincke gerne bier
Explicit: 
Vul ondier plauant Ic sal u smiten op uwen tant
Afrondingsformule: 
·ijc·vj· verse
Weergave inhoud: 
Een man staat zichzelf aan te prijzen als knecht. Een tweede zegt dat hij een tovenaar is. Daar wil de eerste meer van weten. Hij is al oud en zou er heel wat voor over hebben om er voor zijn jonge vrouw mooi en jong uit te zien. De ander verkoopt hem een busje. Als hij daarin blaast, zal hij er jaren jonger gaan uitzien en nog een mooie stem krijgen op de koop toe. Hij gebruikt het middel direct en haast zich vol verwachting naar huis. Daar merkt hij te zijn bedrogen, want zijn gezicht is niet mooi en jong maar roetzwart. Zijn vrouw is woedend: daar heeft hij de hele opbrengst van hun koe voor betaald. In het bijzijn van een buurman verwijt hij haar echter de opbrengst van de vorige koe aan het liefdesspel met een lollardsbroeder te hebben besteed. Het einde is een flinke ruzie. Epiloog.
Auteurs: 
Anoniem
Anoniem
Datering: onbekend
Over de auteurs van 119 teksteenheden en delen van nr. 108 en 148 is geen enkel gegeven bekend.
Tekstsoort: 
Sotternie (volgens opschrift).
Vorm: 
rijm: aabb
Lengte: 
204 vss. + epiloog van 4 vss.
Aanvullende informatie: 
Marginale en niet-marginale paragraaftekens op onregelmatige plaatsen, f. 221vb,32 doorgehaald. ─ [Titel] op grond van vs. 50, ter onderscheiding van de andere sotternieën in dit hs. Op de afrondingsformule volgt nog een (later toegevoegde?) epiloog van 4 vss. ─ Aantal vss. volgens afrondingsformule: 206 (epiloog niet meegeteld). Clausen en personen gemarkeerd met paragraaftekens en tussenkopjes. Onzuiver rijm: vss. 57/58 en 153/154.
Petit-Nommer(s): 
864; 1741
Edities: 
Adema 1985 , (bewerking)
Adema 1985 H. Adema, Vijf sotternieën. [Bewerkte] Tekst en vertaling door ─. Leeuwarden (Taal & Teken) 1985. Vertaald Middelnederlands 12.
Brinkman/Schenkel 1999 , band 2 p. 1127-1136
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Decker 1992 , p. 81-88 (Engelse vertaling)
Decker 1992 Th. Decker & M. Walsh, 'Three sotterniën: farcical afterpieces from the Hulthem manuscript'. In: Dutch crossing 48 (1992), p. 73-96.
Van Dijk 1978 , p. 50-57, 124-125
Van Dijk 1978 H. van Dijk (ed.), De kluchten uit de Middelnederlandse dramatische poëzie: een bloemlezing uit de editie Leendertz met enkele inleidende artikelen. Utrecht (Inst. De Vooys) 1978.
Van Dijk 1992B , p. 169-179
Van Dijk 1992B H. van Dijk, F. Kramer, J. Tersteeg, 'Die buskenblaser'. In: H. van Dijk e.a. (red.), Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem. Zeventien teksten uit Hs. Brussel, K.B. 15.589-623 uitgegeven en ingeleid door neerlandici, verbonden aan tien universiteiten in Nederland en België. Hilversum (Verloren) 1992, p. 164-179. Middeleeuwse studies en bronnen 33.
Heremans 1858-1864 , dl. 2 p. 435-437
Heremans 1858-1864 J.F.J. Heremans, Nederduitsche dichterhalle. Bloemlezing uit Nederlandsche dichters van de vroegste tijden onzer letterkunde tot op deze dagen, volgens dichtvakken en ouderdom gerangschikt. 2 dln. Gent (Hebbelynck) 1858-1864. Willemsfonds 32.
Hoffmann von Fallersleben 1830-1857 , dl. 6 p. 90-99, 222-224
Hoffmann von Fallersleben 1830-1857 H. Hoffmann von Fallersleben, Horae Belgicae. Studio atque opera Henrici Hoffmann Fallerslebensis. Vratislaviae etc. (Aderholz etc.) 1830-1857. 12 dln in 3 bdn. [Fotomech. herdruk Amsterdam (Rodopi) 1968].
Holm 1975 , p. 118-127 (Noorse vertaling)
Holm 1975 H.H. Holm & K. Langvik-Johannessen, Fra borg og torg, Mellomardelspel fra Nederlanda. Oslo (Solum Forlag) 1975.
Van Kammen 1969 , p. 148-159
Van Kammen 1969 L. van Kammen (ed.), De abele spelen naar het Hulthemse handschrift. Verzorgd door ─. 2e dr. Amsterdam (Polak en Van Gennep) 1969. Nederlandse klassieken.
Komrij 1989 , p. 184-203 (ed. + bewerking)
Komrij 1989 G. Komrij, Abele spelen. Bewerkt door ─. 's-Gravenhage (SDU) 1989.
Komrij (in bewerking) , (ed. + bewerking)
Komrij (in bewerking) G. Komrij, De abele spelen. Middeleeuws toneel. Bewerkt door ─, met een inleiding en teksteditie door H. van Dijk. Amsterdam (Prometheus) (in bewerking).
Leendertz 1907B , p. 70-77, 512-513
Leendertz 1907B P. Leendertz Jr. (ed.), Middelnederlandsche dramatische poëzie. Met inleiding, aantekeningen, bijlagen en woordenlijst uitgegeven door ─. Leiden (Sijthoff) 1907. 3 dln. in 1 bd. Bibliotheek van de Middelnederlandsche letterkunde 13-14.
De Maeyer 1943 , p. 30-40 (fragment)
De Maeyer 1943 Al. de Maeyer, Middeleeuwsch geestelijk en wereldlijk tooneel. Diest (Pro Arte) s.a. [ca. 1943]. Keurbladzijden uit de Nederlandsche letterkunde 6.
Moltzer 1875 , p. 126-137
Moltzer 1875 H.E. Moltzer (ed.), De Middelnederlandsche dramatische poëzie. Ingeleid en toegelicht door ─. Groningen (Wolters) 1875. Bibliotheek van Middelnederlandsche letterkunde.
Olivier 1957 , p. 97-104 (bewerking)
Olivier 1957 L.J.J. Olivier (ed.), Vier middeleeuwse spelen. Esmoreit, Gloriant, Buskenblaser, Nu Noch voor schooltoneel bewerkt. 3e dr. Amsterdam (Meulenhoff) 1957.
Olivier 1968
Olivier 1968 L.J.J. Olivier (ed.), Een abel spel ende een edel dinc van den hertoghe van Bruuyswijc hoe hi wert minnende des Rodelioens dochter van Abelant gevolgd door de klucht van de Buskenblaser. 4e dr. Amsterdam (Meulenhoff) 1968.
Stellinga 1976
Stellinga 1976 G. Stellinga (ed.), Gloriant van Bruuyswijc en de sotternie De Buskenblaser na volghende. Aantekeningen van ─. 2e dr. Culemborg etc. 1976. Tekst en Toelichting 1.
Verwijs 1965 , dl. 3 p. 311-317
Verwijs 1965 Verwijs' Bloemlezing uit de Middelnederlandse dichtkunst, herzien door C.C. de Bruin. 2e dr. Zutphen (Thieme) 1965. 3 dln.
De Vroom 1997 , p. 146-153 (Engelse vertaling)
De Vroom 1997 Th. de Vroom, Netherlandic secular plays from the Middle Ages: the Abele Spelen and farces of the Hulthem Manuscript. Translated with an introduction and notes by ─. Ottawa, Canada (Dovehouse) 1997. Carleton Renaissance Plays in Translation 29.
Secundaire literatuur: 
Ansems 1984 , (scriptie)
Ansems 1984 J. Ansems, Hoe komisch waren de sotternieën uit het Hulthemse handschrift? (Ongepubl. doctoraalscriptie s.a. [1984], te raadplegen in de Universiteitsbibliotheek Utrecht, LB NED SCR-L-339).
Beckers 1993 , p. 61-62
Beckers 1993 J.J.M. Beckers, Een tekst voor alle tijden. Een onderzoek naar de receptiesituatie van de oudste overgeleverde versies van Lanceloet van Denemerken. S.l., s.n., s.a. [1993]. Diss. Amsterdam (UvA) 1993.
Chapuis 1954 , (licentiaatsverhandeling)
Chapuis 1954 M. Chapuis, Studie over de taal van vier kluchten uit het Hulthemse handschrift. Licentiaatsverhandeling Luik 1954.
Creizenach 1918-1923 , Bd. 1 p. 404
Creizenach 1918-1923 W. Creizenach, Geschichte des neueren Dramas. [Bearb. und mit einem vollständigen Register zum 2. und 3. Band versehen von Hämel]. 2. verm. und verb. Aufl. Halle (Niemeyer) 1918-1923. 3 Bdn. [Fotomech. Nachdr. Adalbert, New York (Blom) 1965].
Dabrówka 1987
Dabrówka 1987 A. Dabrówka, Untersuchungen über die mittelniederländischen Abele Spelen. Herkunft-Stil-Motive. Warszawa (Uniwersytet Warszawski) 1987. Diss. Warschau.
Dabrówka 1988
Dabrówka 1988 A. Dabrówka, 'Distributionsanalyse und Parameterstatistik als Instrumente der Philologie'. In: Leuvense bijdragen 77 (1988), p. 285-299.
Dabrówka 1989
Dabrówka 1989 A. Dabrówka, 'Die Textüberlieferung der Abele Spelen und der Sotternien'. In: Neerlandica wratislaviensia 4 (1989), p. 7-46.
Dabrówka 1991
Dabrówka 1991 A. Dabrówka, 'Die Eigennamen in den Abele Spelen und den Sotternien'. In: Neerlandica wratislaviensia 5 (1991), p. 19-46.
Decker 1987
Decker 1987 Th. Decker, 'Medieval theatre in the lowlands: secular drama'. In: Dutch crossing 32 (1987), p. 37-55.
Van Dijk 1971
Van Dijk 1971 H. van Dijk, [Recensie van] 'De abele spelen naar het Hulthemse handschrift. Verzorgd door L. van Kammen. 2e dr. Amsterdam (Polak en Van Gennep) 1969. Nederlandse klassieken'. In: De nieuwe taalgids 64 (1971), p. 65-67.
Van Dijk 1984 , p. 105-109
Van Dijk 1984 H. van Dijk, W. van Hummelen, W. Hüsken e.a., 'A survey of Dutch drama before the Renaissance'. In: Dutch crossing 22 (1984), p. 97-131.
Van Dijk 1985A , p. 246-250
Van Dijk 1985A H. van Dijk, 'The structure of the "sotternieën" in the Hulthem manuscript'. In: H. Braet, J. Nowé, G. Tournoy (eds.), The theatre in the middle ages. Leuven (U.P.) 1985, p. 238-250. Mediaevalis Lovaniensia, Series 1, Studia XIII.
Van Dijk 1985B , p. 56-60
Van Dijk 1985B H. van Dijk, 'Als ons die astrominen lesen. Over het abel spel Vanden winter ende vanden somer'. In: A.M.J. van Buuren e.a. (red.), Tussentijds. Bundel studies aangeboden aan W.P. Gerritsen ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag. Utrecht (HES) 1985, p. 56-70 en 333-335.
Van Dijk 1992B , p. 164-168
Van Dijk 1992B H. van Dijk, F. Kramer, J. Tersteeg, 'Die buskenblaser'. In: H. van Dijk e.a. (red.), Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem. Zeventien teksten uit Hs. Brussel, K.B. 15.589-623 uitgegeven en ingeleid door neerlandici, verbonden aan tien universiteiten in Nederland en België. Hilversum (Verloren) 1992, p. 164-179. Middeleeuwse studies en bronnen 33.
Van Dijk 1994
Van Dijk 1994 H. van Dijk, 'The drama texts in the Van Hulthem manuscript'. In: E. Kooper (ed.), Medieval Dutch literature in its European context. Cambridge (University Press) 1994, p. 283-296. Cambridge studies in medieval literature 21.
Duinhoven 1977A
Duinhoven 1977A A.M. Duinhoven, 'De epilogen van Die Buskenblaser, Esmoreit en Truwanten'. In: H. Heestermans (red.), Opstellen door vrienden en vakgenoten aangeboden aan dr. C.H.A. Kruyskamp [...]. 's-Gravenhage (Nijhoff) 1977, p. 63-77.
Duinhoven 1994B
Duinhoven 1994B A.M. Duinhoven, 'Boerenbedrog in Die buskenblazer'. In: De nieuwe taalgids 87 (1994), p. 195-203.
Van Engeldorp Gastelaars 1984 , p. 17, 39, 40, 44, 51, 52, 57, 60, 136
Van Engeldorp Gastelaars 1984 W. van Engeldorp Gastelaars, Ic sal u smiten op uwen tant: geweld tussen man en vrouw in laat-middeleeuwse kluchten. Amsterdam (UvA) 1984. Korenbloemen 1.
Enklaar 1935
Enklaar 1935 D.Th. Enklaar, 'Broeder Aernout, broeder Everaert en zuster Lutgaert'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 54 (1935), p. 129-182.
Enklaar 1975
Enklaar 1975 D.Th. Enklaar, Varende Luyden. Studiën over de middeleeuwse groepen van onmaatschappelijken in de Nederlanden. 3e dr. Arnhem (Gysbers & Van Loon) 1975.
Hofdijk 1873-1875 , dl. 4 p. 307-314
Hofdijk 1873-1875 W.J. Hofdijk, Ons voorgeslacht, in zijn dagelyksch leven geschilderd. 2e dr. Leiden (Van den Heuvel etc.). 1873-1875. 6 dln.
Hollaar 1980A , p. 320-321
Hollaar 1980A J.M. Hollaar & E.W.F. van den Elzen, 'Het vroegste toneelleven in enkele Noordnederlandse plaatsen'. In: De nieuwe taalgids 73 (1980), p. 302-324.
Holm 1975 , p. 7-64
Holm 1975 H.H. Holm & K. Langvik-Johannessen, Fra borg og torg, Mellomardelspel fra Nederlanda. Oslo (Solum Forlag) 1975.
Hunningher 1964 , p. 248
Hunningher 1964 B. Hunningher, 'The Netherlandish "abele spelen"'. In: Maske und Kothurn. Internationale Beiträge zur Theaterwissenschaft (Speciaal nummer: Festgabe Heinz Kindermann [...]) 10 (1964), p. 244-253.
Hüsken 1987 , p. 13-30
Hüsken 1987 W.N.M. Hüsken, Noyt meerder vreucht: compositie en structuur van het komische toneel in de Nederlanden voor de Renaissance. Deventer (Sub Rosa) 1987. Deventer studiën 3. Diss. Nijmegen.
Janssen Marijnen 1913 , p. 98-100
Janssen Marijnen 1913 H. Janssen Marijnen, 'Omtrent de opvoering onzer oudste tooneelstukken'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 32 (1913), p. 92-100.
Jonckbloet 1851-1855 , dl. 3 p. 562-563
Jonckbloet 1851-1855 W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.
Jonckbloet 1886 , p. 106-107
Jonckbloet 1886 W.J.A. Jonckbloet, Beknopte geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Uitgeg. door G. Penon. 3e dr. Groningen (Wolters) 1886.
Jonckbloet 1888-1892 , dl. 2 p. 379-380
Jonckbloet 1888-1892 W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. 4e dr., herz. en tot den tegenwoordigen tijd bijgewerkt door C. Honigh. Groningen (Wolters) 1888-1892. 6 dln.
Kindermann 1980 , p. 195
Kindermann 1980 H. Kindermann, Das Theaterpublikum des Mittelalters. Salzburg (Müller) 1980.
Knuvelder 1970-1976 , dl. 1 p. 304
Knuvelder 1970-1976 G. Knuvelder, Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. 5e, geheel herz. dr. 's-Hertogenbosch (Malmberg) 1970-1976. 4 dln.
Koenders 1911
Koenders 1911 A. Koenders, 'Het wereldlijk tooneel in de XIVe eeuw'. In: De katholiek 140 (1911), p. 112-127.
Van der Kun 1938 , p. 60, 163
Van der Kun 1938 J.I.M. van der Kun S.J., Handelingsaspecten in het drama. Nijmegen (Berkhout) 1938. Diss. Nijmegen.
Lodder 1997 , p. 165 n. 62
Lodder 1997 F.J. Lodder, Lachen om list en lust. Studies over de Middelnederlandse komische versvertellingen. Leiden (Ridderhof) 1997. Diss. Leiden.
Markvoort , (scriptie)
Markvoort T. Markvoort & C. Mars, De man ... en hoe zat het nu met de vrouw in de Middeleeuwen. Over de rol van de vrouw in de toneelteksten van het Hulthemse handschrift. (Ongepubl. doctoraalscriptie, te raadplegen bij de Universiteit van Amsterdam, Documentatiecentrum Nederlandse Letterkunde, nr. 2311).
Van Meurs 1988 , p. 149, 151-152, 154
Van Meurs 1988 Fr. van Meurs, 'De abele spelen en de navolgende sotternieën als thematisch tweeluik'. In: Literatuur 5 (1988), p. 149-156.
Van Mierlo 1928 , p. 239-241
Van Mierlo 1928 J. van Mierlo, Geschiedenis van de Oud- en Middelnederlandsche letterkunde. Antwerpen etc. (Standaardboekhandel) 1928.
Van Moerkerken 1904 , p. 90
Van Moerkerken 1904 P.H. van Moerkerken, De satire in de Nederlandsche kunst der Middeleeuwen. Amsterdam (Van Looy) 1904. Diss. Utrecht.
Moltzer 1862 , p. 110-114
Moltzer 1862 H.E. Moltzer, Geschiedenis van het wereldlijk tooneel in Nederland gedurende de Middeleeuwen. Leiden (Van der Hoek) 1862. Diss. Leiden.
Muller 1927
Muller 1927 J.W. Muller, 'De taal en de herkomst der zoogenaamde abele spelen en sotterniën'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 46 (1927), p. 292-301.
Pleij 1975-1976
Pleij 1975-1976 H. Pleij, 'De sociale functie van humor en trivialiteit op het rederijkerstoneel'. In: Spektator 5 (1975-1976), p. 108-127.
Pleij 1994C , p. 91
Pleij 1994C H. Pleij, 'Duivels in de Middelnederlandse literatuur'. In: G. Rooijakkers, L. Dresen-Coenders & M. Geerdes (red.), Duivelsbeelden. Een cultuurhistorische speurtocht door de Lage Landen. Baarn (Ambo) 1994, p. 89-106.
Schenkel 1997A , p. 45
Schenkel 1997A J. Schenkel, 'Het handschrift-Van Hulthem, het Comburgse handschrift en de scriptoriumhypothese'. In: Queeste 4 (1997), p. 42-59.
Serrure 1872 , p. 402-403
Serrure 1872 C.P. Serrure, Letterkundige geschiedenis van Vlaanderen. Eerste deel: Nederlandsche en Fransche letterkunde tijdens XII, XIII en XIVde eeuwen. Gent (De Busscher) 1872.
Simons 1921-1932 , dl. 1 p. 341
Simons 1921-1932 L. Simons, Het drama en het tooneel in hun ontwikkeling. Amsterdam (Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur) 1921-1932. 5 dln. in 4 bdn. Nederlandsche Bibliotheek.
Van Stapele 1988
Van Stapele 1988 P. van Stapele, 'Rijmen en ruimtegebrek in de sotternieën'. In: Tijdschrift voor theaterwetenschap 23 (1988), p. 69-89.
Stewart 1977 , p. 17
Stewart 1977 A.G. Stewart, Unequal lovers. A study of unequal couples in northern art. New York (Abaris Books) 1977.
Strietman 1991 , p. 227-237
Strietman 1991 E. Strietman, 'The Low Countries'. In: E. Simon (ed.), The theatre of medieval Europe. New research in early drama. Cambridge (University Press) 1991, p. 225-252.
Traver 1951 , p. 46-48
Traver 1951 H. Traver, 'Religious implications in the abele spelen of the Hulthem Manuscript'. The Germanic review 26 (1951), p. 34-49.
Van Vloten 1878-1881 , dl. 1 p. 18-20
Van Vloten 1878-1881 J. van Vloten (ed.), Het Nederlandsche kluchtspel van de 14e tot de 18e eeuw. 2e verm. dr. Haarlem (De Graaff) 1878-1881. 3 dln. in 1 bd.
De Vreese 1932
De Vreese 1932 W.L. de Vreese, 'Mnl. solre'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 51 (1932), p. 23-28.
Walch 1924 , p. 191
Walch 1924 J.L. Walch, Studiën over litteratuur en tooneel. Maestricht (Boosten-Stols) 1924, p. 190-192.
Walch 1928 , p. 33-34
Walch 1928 J.L. Walch, Schets van de geschiedenis der Nederlandsche letteren. Zwolle (Tjeenk Willink) 1928.
Wijbrands 1878 , p. 126
Wijbrands 1878 A.W. Wijbrands, 'De vertoonplaats onzer oude spelen'. In: Het tooneel 1 (1878), p. 126-129.
Wijngaards 1968
Wijngaards 1968 N.C.H. Wijngaards, 'De oorsprong der abele spelen en sotternieën'. In: Handelingen van de Zuidnederlandse 22 (1968), p. 411-424.
Willaert 1991
Willaert 1991 F. Willaert, [Recensie van] 'A. Dabrówka, Untersuchungen über die mittelniederländischen abele Spelen. Herkunft-Stil-Motive. Diss. Warschau 1987'. In: Spiegel der letteren 33 (1991), p. 307-312.
Te Winkel 1887 , p. 524-525
Te Winkel 1887 J. te Winkel, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Haarlem (Bohn) 1887.
Te Winkel 1922-1927 , dl. 2 p. 146
Te Winkel 1922-1927 J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. 2e dr. Haarlem (Bohn) 1922-1927. 7 dln. [Ongew. herdr. Utrecht etc., 1973].
Wolthuis 1929 , p. 62
Wolthuis 1929 G.W. Wolthuis, Het drama in de Middeleeuwen. Amsterdam (Meulenhoff) 1929. Bibliotheek van Nederlandsche schrijvers.
Worp 1904-1908 , dl. 1 p. 96
Worp 1904-1908 J.A. Worp, Geschiedenis van het drama en het tooneel in Nederland. Groningen (Wolters) 1904-1908. 2 dln.
Parallellen en varianten: