Repertorium Hulthem

Tgoede wijf maect den goeden man

Hulthem-Nr: 
28  (f. 38rb,40-38vb,45)
Opschrift: 
Tgoede wijf maect den goeden man ende den goeden man maect tgoede wijf ·xxviij·
Incipit: 
Tgoede wijf maect den goeden man Ende tgoede man maect tgoede wijf
Explicit: 
Elc vrouwe neme hier exempel aen Ende gordt ·v· inder eren bant
Afrondingsformule: 
nota Dese sproke houdt--lxxxviij· verse
Weergave inhoud: 
De vrouw van een koopman bewonderde tegenover haar man eens een zakenrelatie (oesterlinc, uit een van de Hanzesteden?) om zijn rijke kleding. De koopman vermomde zich daarop als de oosterling en probeerde zo zijn vrouw te verleiden. Tijdens hun samenzijn gedroeg hij zich echter zeer onbeschaafd en lomp. De volgende dag sloten de beide mannen een gunstige transactie, die ze bezegelden met een feestmaal. De vrouw nam wraak voor het onbeschaafde gedrag van haar gast door een schaal eten over hem heen te morsen, waarna ze hem uitschold en tegen de schenen schopte. De gast begreep er niets van. De koopman bood zijn excuses voor haar aan: dat deed ze met al zijn gasten. De oosterling bezwoer hier nooit meer terug te komen. De koopman was nu wel zijn handelsrelatie kwijt, maar dankzij zijn truc had zijn vrouw haar eer behouden. Elke vrouw kan hier een voorbeeld aan nemen.
Namen: 
Liesje Lijsken
Auteurs: 
Anoniem?
Anoniem?
Datering: onbekend
Toeschrijving van auteurschap onzeker of wordt betwijfeld. Dit is met name het geval voor de 49 teksteenheden die door Van Eeghem zijn toegeschreven aan Jan Dille (zie Jan Dille?).
Jan Dille?
Jan Dille?
Datering: onbekend
49 teksteenheden toegeschreven door Van Eeghem aan Jan Dille. Betwijfeld (en voor de abele spelen weerlegd) door Van Mierlo. - Nr. 68 toegeschreven door Jonckbloet aan Jan van Hollant en door Van Eeghem aan Jan Dille.
Secundaire literatuur
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.: dl. 3 passim, en p. 184 voor nr. 68.
J. van Mierlo, 'Is Jan Dille de dichter van onze abele spelen?'. In: Versl. & meded. van de Kon. Vl. Acad. voor taal- en letterkunde 1957, p. 65-83.
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.: dl. 3 p. 305
Tekstsoort: 
Sproke (volgens afrondingsformule), exempel (vs. 87); komische versvertelling (? Lodder 1995), boerde (Hogenelst 1997).
Vorm: 
rijm: ababbcbc
Lengte: 
88 vss., 11 strofen van 8 regels
Aanvullende informatie: 
Initiaal-T 3 regels hoog, lombarden om de 8 regels, volgnummer tussen de eerste en tweede regel van het opschrift geplaatst, op f. 38vb,4 ruimte voor lombarde niet ingevuld, representant zichtbaar, nota met horizontale streep gerubriceerd. ─ Variant van novelle uit Boccaccio's Decamerone. ─ Strofenindeling gebaseerd op rijmschema en lombarden. Onzuiver rijm: vss. 44/45 en 60/61.
Petit-Nommer(s): 
747
Edities: 
Brinkman/Schenkel 1999 , band 1 p. 274-276
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Willems 1846A , p. 62-64
Willems 1846A J.F. Willems (ed.), 'Sproken'. In: Belgisch museum 10 (1846), p. 51-98.
Secundaire literatuur: 
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 184
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Hogenelst 1991 , p. 173
Hogenelst 1991 D. Hogenelst, 'Sproken in de stad: horen, zien en zwijgen'. In: H. Pleij e.a., Op belofte van profijt. Stadsliteratuur en burgermoraal in de Nederlandse letterkunde van de Middeleeuwen. Amsterdam (Prometheus) 1991, p. 166-183 en 379-385. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 4.
Hogenelst 1997 , dl. 2 p. 46 (47)
Hogenelst 1997 D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Lodder 1991
Lodder 1991 F.J. Lodder, 'Corrupte baljuws en overspelige echtgenotes. Over het beoogde publiek van drie boerden'. In: H. Pleij e.a., Op belofte van profijt. Stadsliteratuur en burgermoraal in de Nederlandse letterkunde van de Middeleeuwen. Amsterdam (Prometheus) 1991, p. 217-227 en 393-398. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 4.
Lodder 1994 , p. 257
Lodder 1994 F.J. Lodder, '"Ik vind het gewoon lekker". Komische versvertellingen over seksuele moraal'. In: J. Reynaert e.a., Wat is wijsheid? Lekenethiek in de Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam (Prometheus) 1995, p. 246-258 en 425-429. Nederlandse cultuur en literatuur in de Middeleeuwen 9.
Lodder 1995 , p. 55, 69-70
Lodder 1995 F.J. Lodder, 'Een genre der boerden?' In: Queeste 2 (1995), p. 54-71.
Lodder 1997 , (passim)
Lodder 1997 F.J. Lodder, Lachen om list en lust. Studies over de Middelnederlandse komische versvertellingen. Leiden (Ridderhof) 1997. Diss. Leiden.
Roth 1977 , p. 93
Roth 1977 K. Roth, Ehebruchschwänke in Liedform: Eine Untersuchung zur deutsch- und englischsprachigen Schwankballade. München (Franck) 1977. Motive Bd. 9.
Te Winkel 1887 , p. 466
Te Winkel 1887 J. te Winkel, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Haarlem (Bohn) 1887.
Te Winkel 1922-1927 , dl. 2 p. 90
Te Winkel 1922-1927 J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. 2e dr. Haarlem (Bohn) 1922-1927. 7 dln. [Ongew. herdr. Utrecht etc., 1973].
Parallellen en varianten: